- bloot
- bloot1{{/term}}〈het〉1 nudity————————bloot2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [naakt] bare ⇒ naked, nude2 [zonder hulpmiddel] naked ⇒ bare3 [zonder dek/bedekking] bare ⇒ open4 [enkel, louter] mere ⇒ bare♦voorbeelden:1 blote armen • bare armsblote foto's • nude photographsop blote voeten lopen • go barefoot(ed)2 uit het/zijn blote hoofd spreken • speak ad-lib, speak extemporaneouslymet het blote oog iets waarnemen • observe something with the naked eye3 onder de blote hemel • in the open (air)een blote jurk • a revealing dresseen jurk met blote rug • a barebacked dress4 de blote feiten • the bare facts
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.